Het vernieuwde Lloyd Hotel is weer de oude: Mokum op z’n best

In Amsterdam opent het ene na het andere hotel. Met futuristische slaap-pods of jarenzeventigkamers met draaitafel en gaskachel. Maar het meest Amsterdamse hotel blijft toch wel het Lloyd Hotel aan het IJ. Onlangs gerenoveerd, maar nog altijd gericht op alle soorten gasten: van arme kunstenaar tot zakentycoon.

Het kasteelachtige gebouw van baksteen, een rijksmonument, opende in 1921 als landverhuizershotel van rederij Koninklijke Hollandsche Lloyd. Daarna: vluchtelingenopvang, gevangenis, kunstenaarsplek en uiteindelijk hotel. Die geschiedenis is te zien op een expositie in het trappenhuis en op een prachtige tekening van kunstenaar Jan Rothuizen bij de lift.

Kamer 14 is een kelderruimte met erotische prints van Bas Kosters en een condoomautomaat in de hal, kamer 422 is een zaal met een enorme wanddecoratie van wol, maar zonder eigen badkamer. De ene kamer heeft een zevenpersoonsbed, de andere een knusse bedstee. In luxe suite 607 hangt een schommel naast het vrijstaande bad.

Al vijftien jaar trouwens. De renovatie voegde vooral comfort toe. Het restaurant is intiemer geworden, met halfronde eetbankjes van blauw leer, blank houten lambrisering en booglampen. Twee derde van de 117 kamers kreeg een airco. De firma Auping mocht weer bedden leveren – doen ze al sinds de opening.

’s Ochtends bij het ontbijt blijkt het sympathieke concept nog steeds te werken: brakke backpackers, Aziatische zakenlui, Nederlandse gasten op cursus en een morsige grijsaard die de krant leest. Net Amsterdam.