'Het is goed mogelijk dat een westerling wint'
Elfstedenreünie op het ijs voor Sloten, Sleat lyts en leaf. Eerst komt Jan-Roelof Kruithof aanglijden, te oud inmiddels voor aansprekende resultaten, maar nog lang niet versleten....
Van onze verslaggever
Rolf Bos
SNEEK/SLOTEN
Jeen van den Berg schaatst voorbij, volgende week viert hij zijn 69ste verjaardag, zaterdag wordt het zijn zevende Elfstedentocht. 'Hé Jeen', grapt een schaatser, hoe lang ben je nu al aan het aftrainen? Veertig jaar?' Het wordt voor hem een jubileumtocht, want precies vijftig jaar geleden, in 1947, was hij er ook al bij, in 1954 passeerde hij als eerste de streep in Leeuwarden. Mogen we zaterdag hopen op weer eens een zware tocht, sneeuw, een gure oostenwind, vijftien onder nul? 'Graag, maar zoals in 1963 mag het nooit meer worden.'
We schaatsen vanaf Sneek een stuk achter enkele recentere Elfstedenhelden aan, we herkennen de prikslag van Evert van Benthem, tweevoudig winnaar, vorig jaar als wedstrijdrijder gestopt. In zijn spoor glijdt Erik Hulzebosch, medialieveling. Daarna volgt een andere favoriet, Henk van Benthem, broer van de keizer van het natuurijs.
Erg snel gaan ze niet, we kunnen vandaag nog aanpikken, maar het is dan ook een verkenningsrit: waar zitten tussen Leeuwarden en Sloten, het deel van de tocht dat immers in de duisternis moet worden afgelegd, de gemene scheuren? Het valt hier mee. Hulzebosch: It ies is goed. Sterker nog, het is stil ies.
De Geeuw, Wijde Wijmerts, Noorder Ee, Slotermeer en Sloter Gat, en dan houden de bikkels het wel voor gezien. Voor de koek en zopie van de derde stad van de Tocht worden ze overvallen door cameraploegen, maar Erik, Evert en ook weer Jeen zijn aardige mannen, ze hebben voor iedereen een woordje klaar.
Veelgehoorde vraag, wie is er zaterdag favoriet, jij toch Erik? We vertalen even, want de kraandrijver uit Gramsbergen spreekt zijn eigen taal. 'Er zijn er vijftien, twintig. Maar dan kan er toch nog een outsider winnen. Er spelen zoveel factoren mee, die scheuren, je kunt materiaalpech krijgen, of gemeen op je knieën vallen.
'Nee, alles is mogelijk, een B-rijder kan winnen. Of een taaie veteraan die wild is in de kop! In 1985 werd Robert Kamperman derde, had je daar ooit van gehoord? Sterker nog jongens', grijnst Hulzebosch, 'Het is zelfs heel goed mogelijk dat zaterdag een westerling wint, wie weet. . .'
Evert van Benthem is geen kanshebber meer. Het nummer '13' hing hij vorig jaar in de wilgen, hij melkt en maakt kaas op de boerderij in Sint-Jansklooster. 'Ik heb een sporthart, een rustslag van 32, zou eigenlijk moeten aftrainen, maar het komt er niet van.
'Voor een wedstrijd heb ik geen inhoud meer, dat kan ik niet meer bijbenen. Ik start als recreant, met nummer 4000 ofzo.'
We schaatsen onder de bruggen door Sloten binnen. 'We gaan naar de kroeg', roept Hulzebosch. Evert gaat een keer gemeen onderuit op het bobbelige ijs. Hij krabbelt snel overeind: 'Deze telt niet, die ligt buiten het parkoers.'
Binnen, in het Slotense etablissement, pakt Jeen van den Berg de rechterschaats van Hulzebosch. 'Hee Erik, d'r zit een lelijke kromming in je schaats. Zal ik 'm effe rechtbuigen? Ik heb 'm zo recht.'
Zonder het antwoord af te wachten legt de bijna 69-jarige schaatslegende het ijzer op de hoek van de tafel, en geeft er enkele harde klappen op. Hij kijkt langs het ijzer: 'Recht! Zo Erik, voor jou kan er zaterdag niks meer misgaan.'