Het jaar vanHet stoïcisme
Doe zoals de stoïcijnen en die pandemie valt reuze mee, leert cabaretier-filosoof Tim Fransen u
Cabaretier en filosoof Tim Fransen leidt u door de kalmerende wereld van de stoïcijnen. Hoe kan die leer helpen de pandemie beter te doorstaan?
In tijden van tegenslag en teleurstelling heb ik de gewoonte om me terug te trekken in mijn studeerkamer met een kop thee en een stuk extra pure chocola, alwaar ik de wijsheid van de stoïcijnse filosofen – Zeno, Epictetus, Seneca, Marcus Aurelius – ter hand neem. Steevast is mijn gemoed daarna in een oneindig veel betere toestand. Om maar te zeggen: een goed stuk chocola kan wonderen verrichten. Al zullen de teksten van de stoïcijnse wijsgeren er misschien ook iets mee te maken hebben.
‘We moeten zo goed mogelijk doen wat in onze macht ligt, en voor de rest met de omstandigheden omgaan zoals ze nu eenmaal zijn’, aldus de vrijgelaten slaaf Epictetus.
Of neem deze, van keizer Marcus Aurelius: ‘Wees als de rots waartegen de golven zonder ophouden breken. Hij is onwrikbaar en eromheen komt het bruisende water tot rust.’
De stoa wordt ook wel een crisisfilosofie genoemd. Voormalig Denker des Vaderlands René Gude omschreef het ooit als ‘een trainingsprogramma om een beetje ongevoelig te worden voor de grillen van de buitenwereld’. Niet vreemd dus dat de stoïcijnse filosofie dit crisisjaar een spectaculaire opleving zag. Een pandemie deed ons wakker schrikken uit onze sluimer van veiligheid en controle. En daar waren de stoïcijnse filosofen die niet te beroerd waren om ons, lang na hun pensioen, te hulp te schieten.
Er verschenen artikelen, podcasts en bloemlezingen waarin de wijsheid van de stoa werden afgestoft, bood The School of Life tijdens de eerste lockdown gratis colleges aan en ook ik pronkte eerder in de Volkskrant met mijn deurmat met daarop de stoïcijnse lijfspreuk ‘amor fati’ (liefde voor het lot).
De stoïcijnen drukten zich vaak uit in puntige oneliners, die zich perfect lenen voor Instagramaccounts als Stoicreflections (400 duizend volgers) en Dailystoic (bijna een miljoen volgers). De stoa is echter meer dan een verzameling tegeltjeswijsheden, en ook meer dan een crisisfilosofie. De stoa is een (veeleisende) levenshouding, gebaseerd op een uitgewerkt wereldbeeld, inclusief een eigen logica, fysica en ethiek.
Nu heeft u geluk, ik ben niet de persoon die een belerende preek gaat geven dat het opportunisme waarmee we nu ineens onze toevlucht nemen tot de stoa afbreuk doet aan wat de stoïcijnen eigenlijk hebben bedoeld. Ik ben helemaal voor een pragmatische – vooruit – opportunistische omgang met de filosofie.
Om mezelf als voorbeeld te nemen: ook ik laat me graag inspireren door het stoïcisme. Maar Marcus Aurelius sliep als een echte stoïcijn op de grond, om zichzelf te harden. Ik lees zijn overpeinzingen vanuit een op maat gemaakte leesstoel met een luchtpompje voor een comfortabele ondersteuning in mijn onderrug. Recht in de leer zou ik mezelf dus niet willen noemen.
Toch denk ik dat onder de oppervlakte van de inspirerende quotes waardevolle lessen verborgen liggen; lessen die onze tijdsgeest bovendien een spiegel kunnen voorhouden. Ook wanneer de crisis voorbij is.
Laat ik dat proberen te illustreren aan de hand van Marcus Aurelius (121-180 n.Chr.), mijn favoriete stoïcijn. Hij is een van de zeldzame voorbeelden van een wijsgeer die ook heerser is geweest, in dit geval tijdens een turbulente periode van het Romeinse Rijk. Het Rijk wordt geteisterd door een verwoestende epidemie (herkenbaar!), waaraan ook Marcus’ geliefde broer bezwijkt. Marcus wordt gezien als de laatste van de Vijf Goede Keizers. Hij aanvaardt echter de taak van keizer met een zwaar hart en begeeft zich in een omgeving waarin hij zich maar weinig thuis voelt: aan het hof, omringd door eerzucht en intriges en in legerkampen waar hij wordt blootgesteld aan dood, ziekte en verveling.
Deze beknopte biografie toont ten eerste dat Marcus Aurelius niet bepaald een leunstoelfilosoof was. (Zoals ik. Nogmaals: met een luchtpompje – ik kan het iedereen aanraden.)
Ten tweede maakte het duidelijk waarom het zo goed boterde tussen hem en de stoa. Te midden van een hardvochtige wereld wees de stoïcijnse filosofie hem op de schuilplaats in zichzelf: ‘De mensen zoeken een plek om zich terug te trekken, op het platteland, aan zee, in de bergen. (...) Maar dan begrijp je absoluut niets van filosofie. Je kunt je toch, wanneer je maar wilt, terugtrekken in jezelf. Nergens kan een mens zich immers rustiger en ongestoorder terugtrekken dan in zijn eigen ziel, vooral als hij in zijn binnenste zulke vaste overtuigingen heeft dat hij, zodra hij zich daarin verdiept, zich meteen volkomen gerust voelt.’
Dit is een citaat uit zijn belangrijkste werk, meestal vertaald als Persoonlijke notities of Meditaties. Ook de titel van dit werk onderstreept een stoïcijnse overtuiging. De oorspronkelijke titel is namelijk Ta heis heauton, letterlijk vertaald: de dingen die je tegen jezelf zegt. Hoewel Marcus Aurelius op het eerste oog net zo streng en rechtlijnig klinkt als de andere stoïcijnen, moeten we ons bedenken dat hij zichzelf toespreekt. Zijn ‘meditaties’ tonen ons een mens die worstelt en zichzelf op de been probeert te houden. Tegelijkertijd illustreert de titel een gedachte die alle stoïcijnen met elkaar gemeen hadden: wijsheid gaat over de verhouding tot jezelf. De wereld om ons heen ligt grotendeels buiten onze macht; het is dus zaak om in elk geval heerser over onszelf te worden.
Nu lijkt het probleem van deze tijd me niet dat mensen te weinig met zichzelf bezig zijn. Toch zouden de stoïcijnen bedenkingen hebben bij de manier waarop we dat doen. Volgens de stoïcijnen moeten we onze emoties en verlangens kritisch bekijken, en ons er niet zomaar door laten meeslepen. Dit betekent niet dat we emotieloos of onverschillig moeten zijn; het gaat erom de slechte emoties in te dammen, en de goede te cultiveren.
Dit lijkt haaks te staan op onze cultuur, waarin onze gevoelens vaak op een voetstuk worden geplaatst. Woede is een teken dat er iets mis is met de ander, angst betekent dat er een gevaar moet worden weggenomen en een verlangen is er om bevredigd te worden. We rechtvaardigen onze gevoelens door te wijzen op de buitenwereld, in plaats van ons af te vragen of onze emoties legitiem, laat staan behulpzaam zijn.
Als we de stoïcijnen door een moderne lens bekijken, kan al snel de indruk ontstaan dat het saaie types waren die zichzelf elk geluk ontzegden. Onterecht. Ook zij streefden geluk na, alleen staat hun geluksopvatting vrijwel haaks op die van ons.
Stoa en Boedha
In de strijd tegen stress, tegenslag en onzekerheid is naast de stoïcijnse filosofie ook een oosterse levensbeschouwing al enige jaren bezig aan een opmars: het boeddhisme (met mindfulness als afgeleide daarvan). Ondanks aanzienlijke verschillen tussen de stoa en het boeddhisme – waaronder het geloof in reïncarnatie, het wel of niet aannemen van een ziel of Zelf – bestaan er ook grote overeenkomsten. Bijvoorbeeld de nadruk op vergankelijkheid van al het stoffelijke; de aansporing om zoveel mogelijk in het nu te leven; en het idee dat het niet de dingen zelf zijn die ons van streek maken, maar onze ideeën over die dingen.
Wij zien geluk voornamelijk als verlangensbevrediging. Dit zal grotendeels komen door onze marktsamenleving, waarin we meer worden aangesproken als consument dan als burger. Altijd zullen reclames ons aanmoedigen toe te geven aan onze verlangens; ze zullen ons ons zelfs verlangens aanpraten waarvan we niet wisten dat we ze hadden. (Zoals de reclame die me zojuist werd voorgeschoteld voor een wasmachine die binnen een half uur geuren verwijdert zonder water, eindigend met de zelfverzekerde slogan: ‘Weten wat belangrijk is.’)
Verlangensbevrediging is volgens de stoïcijnen niet alleen een onjuiste opvatting van geluk, het is ook een onbetrouwbare strategie. Ten eerste maak je jezelf nodeloos afhankelijk van dingen buiten jezelf. Ten tweede is het een kortzichtige strategie, want na het vluchtige genot zal de onvrede gauw weer binnensluipen. De weg naar tevredenheid is volgens de stoa eerder gelegen in het cultiveren van zelfbeheersing en dankbaarheid. Maar ja: ‘zelfbeheersing en dankbaarheid verkopen geen wasmachines’. (Vrij naar Epictetus.)
Los van de commercie en haar propagandamachine, is er nog een ander modern obstakel tot de stoïcijnse zelfkritiek: onze erfenis van de Romantiek. Wat we tegenwoordig meer dan al het andere lijken te koesteren is onze identiteit, die we oppoetsen en etaleren als ons kostbaarste bezit. Dit is terug te voeren op het Romantische ideaal van oorspronkelijkheid en authenticiteit. Wie we zijn, nemen we niet alleen voor lief, het is ook onze trots. (‘Wees jezelf, er zijn al zoveel anderen.’) In dit Romantische plaatje zijn verlangens en emoties vooral een uitdrukking van wie we zijn. (‘Blijf trouw aan je eigen gevoel.’)
Deze kijk op emoties is voor de stoïcijnen wezensvreemd. Onze gevoelens zijn vluchtig, grillig, en hebben zeker niet altijd het beste met ons voor. Ze beroven ons maar al te vaak van onze gemoedsrust of verleiden ons tot onverstandige beslissingen. Gevoelens vormen daarom een belabberd fundament. Waar het volgens de stoa om gaat, is dan ook niet het koesteren van je identiteit, maar het ontwikkelen van je karakter. Het gaat daarbij niet om unieke eigenschappen, maar om de juiste deugden zoals dapperheid, zelfbeheersing, praktische wijsheid en rechtvaardigheid.
We moeten de actieve houding tegenover onszelf dan ook niet verwarren met navelstaarderij, of een maatschappelijke onverschilligheid. Integendeel: in de woorden van Marcus Aurelius heeft filosofie de taak om ervoor zorgen dat we ‘innerlijk op orde’ zijn, om ons vervolgens ‘weer terug te sturen naar ons dagelijks leven’. Het dagelijks leven is voor Marcus de wereld van de plicht. Het belang van de gemeenschap is iets wat bij een moderne lezing van de Stoa vaak achterwege wordt gelaten, terwijl dit een essentieel onderdeel vormt. Zo schrijft Marcus dat de mensen ‘geschapen zijn ter wille van elkaar, om elkaar de hulp te geven die ze verdienen en in geen geval om elkaar te schaden.’
Wel kun je zeggen dat je weinig aan de stoa hebt als het gaat om het aankaarten van systematische onrechtvaardigheden. Hoewel de nadruk op aanvaarding (van wat je niet kan controleren) strikt genomen niet botst met maatschappelijke activisme, zul je een stoïcijn niet snel de revolutie horen prediken. Mogelijk verklaart dit ook de aantrekkingskracht van de stoa in de conservatieve hoek. Toch heb ik als idealist ook moeten leren dat wereld zich niet zomaar vormt naar mijn wil, en dat we de uitkomst van onze maatschappelijke inspanningen niet kunnen afdwingen. Met andere woorden: ongeacht je politieke positie is aanvaarding een wijze les.
Een ander vlak waarop de stoïcijnen ons een spiegel voor kunnen houden is onze omgang met onze sterfelijkheid. Waar de dood in onze samenleving zoveel mogelijk lijkt te worden weggedrukt, drukten de stoïcijnen hun vergankelijkheid juist dicht tegen de borst. Het is Seneca die ons eraan herinnert dat de dood niet alleen een eindpunt is, maar iets heel alledaags, in de meest letterlijke zin van het woord. ‘Sterven is een proces van elke dag, want elke dag wordt ons een deel van ons leven ontnomen. Zelfs als wij groeien, krimpt ons leven. Onze babytijd hebben we al achter ons, vervolgens onze kindertijd en daarna onze jonge jaren. Tot de dag van gisteren is alle gepasseerde tijd verloren gegaan. Zelfs de dag van vandaag delen we met de dood.’
Het is daarom dat Seneca schrijft in een brief aan zijn leerling: ‘Heel je leven moet je leren sterven.’ Waarom? Omdat angst voor de dood ons ervan weerhoudt vrij en zonder vrees te leven: ‘Wie heeft leren sterven, heeft afgeleerd slaaf te zijn.’ (Deze heb ik ook weleens gebruikt als openingszin, zonder veel succes.)
Bovendien helpt het besef van onze eindigheid om de juiste deugden te cultiveren. Zo noteert Marcus Aurelius: ‘Het is een kenmerk van een volmaakt karakter iedere dag te leven alsof het de laatste was; zo’n karakter kent geen opwinding, geen luiheid, geen onoprechtheid.’
Merk ook hier het subtiele verschil op met onze tijd: bij ons hoor je ook weleens iemand zeggen dat je elke dag moet leven alsof het je laatste is. Dan wordt niet zozeer bedoeld dat het ons helpt een voortreffelijk, deugdzaam karakter te ontwikkelen, maar eerder dat we met volle teugen van het leven moeten genieten. Bijvoorbeeld als André Hazes jr. zingt: ‘Leef alsof het je laatste dag is/ Leef alsof de morgen niet bestaat/ Leef alsof het nooit echt af is/ En leef, pak alles wat je kan.’ Hier maakt André aan het eind een afslag die de stoïcijnen even aan het hoofd zou doen krabben.
Bij dit alles moeten we één belangrijke opmerking maken. Voor de stoïcijnen had de dood, of welke vorm van tegenslag dan ook, niet dezelfde betekenis. Dat heeft te maken met de fysica van de stoa. Deze veronderstelt namelijk dat we in een harmonieuze kosmos leven met een inherente rationaliteit (logos). Het noodlot en het wereldgebeuren voltrekken zich op een manier die zowel noodzakelijkheid als voortreffelijk is.
Dit verklaart ook waarom de stoïcijnen zich soms wel heel nonchalant uitlaten over de dood, bijvoorbeeld wanneer Epictetus zegt: ‘Eens moet ik sterven: moet het nu meteen, dan sterf ik nu. Als het straks pas moet, dan eet ik eerst iets, omdat het nu etenstijd is, en dan sterf ik daarna wel.’ (Dit toont eveneens dat hij een praktisch ingestelde man is. En geef hem eens ongelijk: sterven op een lege maag is ook maar niks.)
De stoïcijnen gingen met andere woorden uit van een teleologisch wereldbeeld, een kosmos waarin alles bestaat met een bepaald doel; een doel dat bovendien goed is. Dit staat haaks op veel hedendaagse wetenschappelijke inzichten. Zo vertelt de Darwins evolutietheorie ons dat het ontstaan van de natuurlijke wereld geen doelbewust proces is geweest, maar de uitkomst van toevallige mutaties en een miljoenen jaren durende overlevingsstrijd.
Nu in de 21ste eeuw is er amper nog een filosoof te vinden die beweert dat het leven een vooropgezette bedoeling heeft. Dat betekent ook dat de dood voor ons veel meer een tragisch karakter heeft gekregen. Dus wanneer de stoïcijnen oreren over het kalmpjes aanvaarden van de dood, kan ik soms denken: ja, jullie hebben makkelijk praten, met jullie kosmos.
Toch, met een paar aanpassingen, kan het stoïcijnse wereldbeeld een welkome correctie zijn op de hoogmoed van de moderne mens. Dankzij de moderne wetenschap is het ons steeds beter gelukt om de natuur naar onze hand te zetten, op zichzelf een belangrijke motor van vooruitgang. Dit lijkt echter ook te hebben geleid tot de hoogmoedige gedachte dat wij niet langer onderdeel zijn van een groter geheel; tot de illusie dat wij losstaan van de natuur en haar volledig voor onze eigen doeleinden kunnen inzetten. De destructieve gevolgen daarvan tonen zich steeds meer.
Op een soortgelijke manier stelt moderne technologie ons meer en meer in staat om controle uit te oefenen op onze omgeving. Zo biedt de medische wetenschap ons steeds effectievere middelen om ziekte en de dood op afstand te houden. Door deze vorderingen kunnen we ook in de illusie gaan geloven dat we eeuwig aan het noodlot kunnen ontsnappen.
De coronacrisis ontmaskert deze illusies. Je kunt je dan ook afvragen of de wereld sinds corona echt zoveel onzekerder is geworden, of dat corona ons simpelweg collectief heeft wakkergeschud. Onzekerheid en tegenslag liggen altijd op de loer: dat geldt in de 21e eeuw evenzeer als in het oude Rome. En misschien ligt ons lot niet in de handen van de goden, zoals de stoïcijnen geloofden; ons lot ligt ook niet in onze eigen handen.
Dit maakt dat Marcus Aurelius niet alleen tot zichzelf, maar ook tot mij lijkt te spreken als hij schrijft: ‘Stap één: maak je niet van streek. Alles verloopt immers volgens de wetten van de Universele Natuur en binnenkort zul je niets en nergens meer zijn, net als keizer Hadrianus, net als keizer Augustus. Stap twee: concentreer je op wat je moet doen. Richt daar je blik op. Herinner jezelf dat het je taak is om een goed mens te zijn. Tot slot: vervul die taak zonder aarzeling en spreek zoals je denkt dat het rechtvaardigst is. Maar met vriendelijkheid. Met bescheidenheid. Zonder hypocrisie.’
Kom maar, dood
Op kalme wijze de dood aanvaarden, dat was voor de stoïcijnen zo’n beetje het ultieme bewijs van wijsheid. Seneca dichtte de status van wijze man (sapiens) toe aan Socrates, die onbewogen de gifbeker dronk toen hij daartoe werd veroordeeld, en aan Cato de Jongere, de Romeinse politicus en aanhanger van de stoa, die zich op zijn eigen zwaard stortte omdat hij weigerde te leven in een wereld die werd geregeerd door Julius Caesar.
Later zou Seneca zelf ook de daad bij het woord voegen en koelbloedig zijn leven beëindigen toen de waanzinnige Nero hem daartoe had bevolen.